KEMPENLAM
Het
Kempens schaap of Kempisch heideschaap werd reeds rond 1800 als
een afzonderlijk ras bestempeld. In het begin van de 20e eeuw kwam
het nog bij tienduizenden voor over de gehele Belgische en Nederlandse
Kempen.
Voor de opkomst van de kunstmest waren deze schapen een levensnoodzakelijk
onderdeel van het leven in de Kempen. Zij zorgden voor de mest die
de akkers vruchtbaar moest maken. De lammeren van de Kempense schapen
gingen destijds, in het tweede jaar, via kooplui naar de Belgische
polders rond de Schelde om daar vetgemest te worden.
Begin 19e eeuw werden door Napoleon en later door Willem I van Nederland,
Spaanse merino's naar de Kempen gehaald om de wol van het lokale
ras te verbeteren. Dit verklaart meteen waarom de wol van het Kempense
schaap beter is dan deze van de andere heideschapen die verder in
Nederland voorkomen.
Met het herbebossen en het in cultuur brengen van deze arme zandgronden
begin van de 20e eeuw, liep het aantal Kempense heideschapen drastisch
terug.
Dankzij het Steunpunt Levend Erfgoed vzw is er nu een stamboekwerking
voor het Kempens schaap en is dit ras van de ondergang gered.
Het
Kempens schaap is een middelgroot schaap dat de indruk geeft om
hoog op de poten te staan. Het dier is egaal wit of zeer lichtbruin.
De kop is lang, smal, onbewold en net als de poten geheel wit van
kleur. Door de inbreng van Merino bloed in het begin van de 19de
eeuw, bezit dit schaap een betere wolkwaliteit dan andere heideschapenrassen.
De
vruchtbaarheid ligt rond 1,5 lammeren per ooi. De slachtopbrengst
is niet zo hoog maar het vlees heeft een goede kwaliteit. Het volwassen
gewicht van de ram bedraagt tussen de 50 en 60 kg en van de ooi
tussen de 45 en 50 kg.
Download hier de folder
|